Brief, afkomstig uit het Archief van het Nationaal Natuurhistorisch Museum te Leiden, van Jan Bots gericht aan professor Hermann Schlegel, directeur van het Museum van Natuurlijke Historie te Leiden.
Valkenswaar den 14 April 1861
Achtbaar Heer U geeerden van den 22 februarij is mij geworden. Ued zult wel denken dat het zeer nalalaatent ued niet eerder te antwoorden. De reeden hier voor was van Loord Lelfort die beslisse moest of ik naar Engeland zoude koome. Het is nu beslist als dat ik met P. Mollen morge van hier vertreke met 5 valke. Molle blijft in Engeland woone als falconier . Ik gaan meede om Molle aan gang te helpen. Ik heb meloord geschreefve als dat ik niet langer dan 14 daage bij meeloortschap konde blijfve. Als waar meloord genoegen meede genoomen heeft. Nu moet ik ued melden als dat ik dan waarschijnelijk 2 Engelsmane meeden brenge. Die een van die twee komt jaarlijks hier om voogels en yer te verzaamele, terwijl de heer natuirelatest is. Ik heb al veel jaare voor die heer groote colekteere en vroeger mijn broeder Arnoldus. Maar velde wij de voogel voor die heere om de zelfde goed te houde en ijer blasze wij aan de plate kant. Want goede heer en vriend Schlegel ued moet begrijpe als dat de verzending in de zoomer van Valkenswaard naar Lijden zeer moelijk zoude zijn om die voogel onbedorfve bij ued te hebben. Maar in den herest en ued verkiest klampvoogels dan zoude een huet of 2 uit kene zeten voor ued. Nu beste vriend tot slot kan ued mij de volgende maand bij ued verwachte, megelijk 1 of 2 Enegelsmane bij mij en anders alleen. Naar u minzaam gegroet te hebben als mijn vrouw en doghter noem ik mij ued dienstweliegen dienaar J.J. Bots. Wij zijn godlof alle gezond, hetwelk ik van ued hoop te verneeme.
PS Mijn twee zoons maaken het goed. Den oudsten is leerloieijer en de jongste is klerk bij notaris Bijvoet te Berchem bij Os, en mij persoontje is vandaag den 14 April 61 jaar. Nu vriend Schlegel in hoop dat wij in kort eens met malkander praate te kune.
|